Willem

28-05-10

Maandag zal het exact 50 jaar geleden zijn dat Willem Elsschot overleed.  Dit weekend start in Antwerpen dan ook het literair stadsfestival De stad van Elsschot.  Het startschot wordt gegeven met het openingsfestival Tussen droom en daad. Op het programma o.a.  Kees Van Kooten, Tom Lanoye, een afterparty in de Petrol Club, en veel veel meer.  De stad van Antwerpen loopt nog tot eind oktober.  Er zijn stadswandelingen, tentoonstellingen, een -weeral- veel veel meer.

De titel Tussen droom en daad komt trouwens uit het gedicht Het huwelijk, dat u vindt in zijn verzameld werk.

Willem Elsschot heeft ook altijd een grote groep fans gehad.  Die hard fans bijna, al is die woordkeuze hier ietwat ongelukkig.  Job Cohen licht in dit artikel uit Vrij Nederland zijn liefde voor het werk van Elsschot toe.  U kan er ook een fragment beluisteren van de luistercd Lijmen/Het been, waarop Job Cohen zelf het boek voorleest.  Deze luistercd vindt u binnenkort ook in de bib.  In dezelfde reeks verscheen ook de luistercd Kaas.  Ook deze is besteld.

Natuurlijk vindt u hier zijn zijn beroemde romans, zijn verzameld en nagelaten werk.  Er is ook wel wat werk van Elsschot verfilm.  Robbe De Hert verfilmde Lijmen/Het Been tot Lijmen.  Frans Buyens verfilmde in 1973 al Het Dwaallicht.  Frank Van Passel verfilmde in 2002 dan weer Villa des Roses met een internationale cast, zoals bijvoorbeeld Julie Delpy.

Naast films zijn er ook twee strips gemaakt naar het werk van Elsschot.  Dick Matena gebruikte de volledige teksten van zowel Kaas als Het Dwaallicht voor een beeldroman.

We hebben het werken van en over Elsschot dan ook een bijzondere plaats gegeven in de bib.  Je vindt daar ook Fine: levenslang met Elsschot, herinneringen van Ida de Ridder aan haar moeder en vader, en de biografie over Willem Elsschot van Jan Van Hattem.

Ook op Cobra.be vindt u heel wat zaken over Elsschot.  Zeer leuk is onderstaand interview uit het journaal van 1957, n.a.v. zijn 75ste verjaardag.

Vodpod videos no longer available.

Het huwelijk:

Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.

Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.

Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.

Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.

Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.